Onderwaterarcheologen van de Universiteit van Connecticut hebben bij het Caraïbische eiland Tobago mogelijk de resten gevonden van het Nederlandse oorlogsschip ’t Huis de Kruyningen dat op 3 maart 1677 aan de grond liep.
Het schip maakte deel uit van een eskader dat een Franse aanval op het eiland succesvol afsloeg. Om het bezit over het eiland Tobago, dat destijds in Nederlandse handen was, werd vaker gevochten. In totaal zonken die dag zestien schepen en vielen er maar liefst 2000 doden te betreuren, waaronder naast veel bemanningsleden, ook 300 Afrikaanse slaven en 250 Nederlandse vrouwen.

’t Huis de Kruyningen of simpelweg Kruyningen was het grootste schip binnen het Nederlandse eskader onder leiding van commandeur Binckes. Het was bewapend met 56 stukken geschut en voerde doorgaans een bemanning van 290 man aan boord. Op de dag van de slag waren dit er slechts 128. Het schip leverde desondanks een korte, verbeten strijd met het veel zwaarder bewapende Franse vlaggenschip Le Glorieux onder leiding van vice-admiraal de graaf d’Estrées. Le Glorieux had 72 stukken geschut en 450 man aan boord. Roemer Vlack, de kapitein van de Kruyningen, zou uiteindelijk opdracht hebben gegeven om de kabels te kappen en daarmee het brandende schip aan de grond te zetten.
“Den derden Maert’s Woensdaeghs, vertoonde (tegen ons vermoede) de Franschen haer onder zeyl, ende quamen heel furieux de Bay in, attacqueerde onse Vloot, halvemaens wijse geposteert, gelijck met het Fort, veertien seylen sterck, waer van ses de swaerste ons passeerden en abordeerden, terwijl vier andere minder Oorlogh-schepen in disordre raeckten, door ons furieus en geduyrigh schieten, en afbleeven; ’t Schip van den Admirael d’Estrée abordeerde ’t Schip Kruyningen, al waer wedersijts een korte tijt wel gevochten wiert, maer door ’t schieten der Fransen met olylappen, wassen, brant-kaerssen, &c. vatten de vlam in een à twee van de Hollantsche Schepen die niet konnen wijcken, als tegen strandt ongeluckelijck, meest alle met de Fransche Admirael, Vice-Admirael, en eenige anderen t’samen verbranden; ’t Schip van den Admirael Binckes wiert gedrongen, nevens den Vice-Admirael Constant, die de Vloot commandeerde (terwijl den Heer Binckes alles aen lant gouverneerde) op strant te setten, om eenige schooten die se onder water hadden, en om de vlammen te ongaen.”
– citaat uit ‘Afbeeldingh der heete rescontre te Water en te Lant op het Eylandt Tabago, tusschen den Fransen Admirael d’ Estrée, en den Heer Commandeur Binckes, in de Maenden van February en Maert 1677′, door Romeyn de Hooghe, 1677.
Uiteindelijk brandde de Kruyninge uit. Ook Le Glorieux zou later vergaan, een lot dat menig schip die derde maart trof. De stevige zuidoostenwind dreef de schepen in de baai dicht bijeen, terwijl beide zijden met branderschepen de tegenstander in brand probeerden te steken; met groot gevaar vandien voor de eigen schepen. De slag in de baai duurde bij elkaar vijf uur, toen alle Nederlandse schepen aan de grond waren gelopen of waren uitgebrand. De veel grotere Franse vloot was er weinig beter aan toe, slechts enkele schepen hadden de strijd doorstaan. In de daaropvolgende zes dagen werd ook op het eiland nog gevochten tussen Fransen en Nederlandse troepen, terwijl vanuit het Nederlandse fort op de resterende Franse schepen werd geschoten die de baai weer probeerden uit te steken. Op de negende bereikte Binckes het bericht dat de Fransen de strijd verder staakten. De Franse aanval was definitief afgeslagen.

Onderzoeksleider Kroum Batchvarov doet in UConn Today voor het eerst uitgebreid verslag van de vondst. Veel van het schip zelf is in de subtropische wateren niet overgebleven, maar het duikteam trof op de wrakplaats wel zeven tot acht kanonnen, Delfts aardewerk, potten en pannen, bakstenen, loden kogels en tientallen kleipijpen aan.

Het scheepswrak bevindt zich in de Rockley Bay (Roodeklipbaai) bij Scarborough, de hoofdstad van Tobago. Batchvarov verwacht dat met het verdere onderzoek nog drie tot vijf jaar gemoeid zullen zijn. Tijdens een verkenning van de baai met sonar-apparatuur eerder dit jaar troffen de duikers in totaal zestien mogelijke wraklocaties aan, waarvan er dertien inmiddels zijn onderzocht. De vondst van het scheepswrak was daarvan bij verre de grootste en belangrijkste vondst. Tijdens de verkenning werden verder een 17de- of 18de-eeuws anker, een stapel ballast en de resten van een stoomschip uit de 19de of 20de eeuw aangetroffen.
Het plan is om de opgedoken voorwerpen uiteindelijk tentoon te stellen in het plaatselijk museum. Toestemming voor het onderzoek werd door de regering van Trinidad en Tobago verleend aan de Rockley Bay Research Project, een gezamenlijk project van de Universiteit van Connectitut en het Institute of Nautical Archaeology.
Voor persbureau ANP liet onderwaterarcheoloog Martijn Manders van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed weten “verrast” te zijn door de bekendmaking van de vondst. “Ik verwacht dat de onderzoekers contact opnemen met onze overheid, zeker als men daadwerkelijk gaat graven. Dan komen ze uiteindelijk bij ons uit”. Manders benadrukte dat het scheepswrak nog altijd Nederlands eigendom is.