Van 25 tot en met 28 mei werd in Harderwijk en Elburg de 131e Pinksterbijeenkomst van de Hansischen Geschichtsverein gehouden, met als thema ‘Die Hanse und die Zuiderzee’. Een unieke gebeurtenis, omdat in de lange geschiedenis van de vereniging het de vierde maal was dat een symposium werd georganiseerd in Nederland. De laatste bijeenkomst in Nederland vond in 1990 in Zutphen plaats.
De Hansischen Geschichtsverein heeft een sterk Duitse karakter, wat niet geheel vreemd is aangezien de interesse in de Hanze in Duitsland groter is dan in Nederland. Juist om de ‘Nederlandse’ Hanzegeschiedenis wat meer onder de aandacht te brengen, werd deze bijeenkomst in Harderwijk georganiseerd, waar op dinsdag 26 en woensdag 27 mei twee lezingenreeksen plaats vonden.
Omdat veel Oost-Nederlandse steden gedurende lange tijd tussen belangrijke Laat-Middeleeuwse handelscentra als Brugge en Gent enerzijds en de Noord-Duitse Hanzesteden anderzijds lagen, bevonden de Oost-Nederlandse Hanzesteden zich in feite op een kruispunt van twee invloedssferen. Met de opkomst van diverse Zeeuwse en Hollandse steden rond 1400, gingen deze IJssel- en Zuiderzeese steden langzaam een andere positie in het (Noord-)Europese handelsverkeer innemen. Vanaf de tweede helft van de 14e eeuw kwam Holland en met name de stad Amsterdam langzaam op, waarna in de 15e en 16e eeuw dit gewest zich ontwikkelde tot de grootste concurrent van de Hanze. De steeds meer op protectionisme gerichte Hanze dolf op den duur het onderspit in deze strijd, waarmee uiteindelijk de basis werd gelegd voor de Gouden Eeuw van de Republiek.
De positie van de Oost-Nederlandse steden is daarmee uiteraard ontzettend interessant. Graag belicht ik hier een aantal spraakmakende lezingen die gedurende deze twee dagen werden gehouden.
Onder meer de lezing van Klaus Militzer (Keulen) ging in op de rol van het achterland van de Oost-Nederlandse Hanzesteden, die nauwe banden onderhielden met diverse grote Duitse Rijnsteden. Naar aanleiding van deze lezing werd de rol van het achterland verder bediscussieerd, waarbij onder andere de rol van het achterland in Münster ter sprake kwam.
Dat de IJssel- en Zuiderzeesteden in ieder geval op sommige gebieden een unieke rol speelden binnen de Hanze, toonde Louis Sicking (Leiden) in ieder geval voor het gebied van de visserij aan met zijn lezing over de Vitten in Schonen. Onder meer de juridische strijd die werd gevoerd over de zeggenschap in en over deze Vitten, bood een nieuwe kijk op identiteit en patroonschap in de Late Middeleeuwen.
Eveneens uit Leiden was Justyna Wubs-Mrozewicz overgekomen. Zij besprak de informatie-uitwisseling en conflictoplossing tussen Hanzesteden onderling, waarbij zij de e-mailtermen ‘CC’ en ‘BCC’ op een originele wijze wist te koppelen aan briefwisselingen tussen Hanzesteden.
Zeer boeiend was de lezing van Bert Looper (Leeuwarden) over de positie van de Friesen gedurende de Middeleeuwen in het handelssysteem van de Vikingen en later de Hanze. Looper toonde aan dat Friesland meer nog dan andere Nederlandse gewesten een scharnierpunt vormde tussen handelsroutes. Een gebrek aan achterland stond alleen verdere doorgroei van Friesland in de Late Middeleeuwen in de weg, maar dat neemt niet weg dat intern in Friesland zich al erg vroeg een duidelijk zelfbewustzijn ontstond.
De laatste lezing was van André van Holk, die inging op de scheepsarcheologische kant van de scheeptstypes die in de Late Middeleeuwen werden gebruikt. Zijn invalshoek bood een interessante, andere kijk op de scheepvaart gedurende het Hanzetijdperk. Zo stelde hij onder meer de categorisering van de kogge als belangrijkste scheepstype gedurende de Hanzetijd ter discussie.
Andere gastsprekers waren Adolf. E. Hofmeister (Verden), Volker Henn (Trier), Harm van Seggern (Kiel) en Hanno Brand (Leeuwarden).
Enkele interessante conclusies die werden getrokken over de gehele linie waren:
- Het blijft nog altijd erg lastig om te definiëren wat nu precies als ‘de Hanze’ beschouwd kan worden.
- De Oost-Nederlandse steden vormden het overgangsgebied van invloedssfeer van de Hanze en Holland en nemen hierdoor in de historiografie nog altijd een bijzondere positie in. Hierbinnen is positie van Friesland weer erg interessant.
- Nieuw onderzoek naar bijvoorbeeld stadsrekeningen in Oost-Nederland kunnen in de toekomst meer duidelijkheid geven over de positie van de IJssel- en Zuiderzeese Hanzesteden binnen de Hanze als geheel.
- Communicatie-technische, juridische en mogelijk andere invloedshoeken bieden nieuwe perspectieven op de Hanze.
- De scheepsarcheologie vormt een welkome aanvulling op de geschreven bronnen uit de Hanzetijd.
De organisatie, die in handen was het Streekarchivaat Noordwest-Veluwe, was perfect geregeld. De rondleidingen in Harderwijk op dinsdagmiddag 26 mei en het bezoek aan het Stadsmuseum Harderwijk de dag erna mogen in dit kader niet onvermeld blijven (net als de aansluitende dagexcursie naar Elburg op donderdag 28 mei). De transnationale aanpak van deze bijeenkomst heeft veel historici en andere geïnteresseerden dichter bij elkaar gebracht en de meest actuele ontwikkeling in het specifieke vakgebied van het Hanze-onderzoek inzichtelijk gemaakt. Harderwijk, Elburg, het Streekarchivaat Noordwest-Veluwe, de Hansischen Geschichtsverein en alle andere betrokkenen kunnen dan ook tevreden en trots terugkijken op deze meer dan geslaagde bijeenkomst. Zij hebben de ‘Nederlandse’ Hanzegeschiedenis terecht en op een zeer positieve wijze weer eens voor het voetlicht gebracht.