Op 21 januari 2017 werd in de Maritieme Academie in Harlingen het symposium 1666: De Engelse Furie op Vlieland en Terschelling gehouden, georganiseerd door de Wurkgroep Maritime Skiednis van de Fryske Akademy. Voor een volle zaal belichtten zes gastsprekers elk vanuit een ander perspectief de dramatische gebeurtenissen van 19 en 20 augustus 1666, beter bekend als Holme’s Bonfire.
De eerste spreker was Paul van Royen. Hij liet zien hoe de Texelstroom en de Vliestroom langzaam vorm kregen en hoe ze van cruciaal belang werden voor de bloei van Nederlandse koopvaardij. De koopvaardij had vervolgens grote betekenis voor de Nederlandse economie in het algemeen. Hoewel Holme’s Bonfire een vreselijke gebeurtenis was, had de ramp op de langere termijn weinig gevolgen voor die economie. Daarmee kan de operatie in dat opzicht dan ook een mislukking genoemd worden.
Adri van Vliet gaf hierna een mooi overzicht van de ontwikkeling van de Nederlandse marine. Deze bleef lange tijd verdeeld over verschillende Admiraliteitskamers, ondanks verscheidene pogingen tot centralisatie. Zo heeft Willem van Oranje nog geprobeerd om in Delft een centrale marineorganisatie te vestigen. Elke admiraliteit had wel dezelfde hoofdtaken op het gebied van financiën, bescherming, benoemingsrecht & instructies, juridische bevoegdheden, nieuwbouwprogramma’s en personeelsbeleid.
Jaap de Kam plaatste de gebeurtenissen van 1666 in een bredere context van zeventiende-eeuwse zeeoorlogen tussen de Republiek der Nederlanden en Engeland. Hij liet ook zien hoe gevaarlijk het beroep van marineofficier was. De vlootcommandanten volgden elkaar in rap tempo op. De Kam gaf wat extra aandacht aan de Friese admiraals Auke Stellingwerf en Tjerk Hiddes de Vries, wat wel toepasselijk was gezien de locatie van het symposium.
Na de pauze nam Anne Doedens het stokje over. In plaats van een algemeen verhaal over Holme’s Bonfire ging hij terug naar de originele bronnen. Hij pleitte voor meer diversiteit in het brongebruik en liet zien dat regionale en buitenlandse archieven vaak nog onontdekte schatten bewaren. Zo werd in een archief tussen twee kasten nog een document gevonden over de paniek na de gebeurtenissen van 1666. In Nederlandse bronnen wordt vaak over die gebeurtenissen gezwegen, maar ook dat kan veel betekenis hebben.
Frans Breukelman bracht Holme’s Bonfire heel dichtbij door te vertellen over het persoonlijke verslag van Terschellinger dominee Johannes Grevensteyn, die zich na de ramp inzette voor de wederopbouw van de vernietigde gebouwen. Hij ging langs diverse steden in Noord-Holland om geld in te zamelen. Bijzonder is bijvoorbeeld het verhaal van de opvarenden van het VOC-schip Venenburg. Zij waren eerder goed geholpen door een Terschellinger loods en stonden uit dank een maandgage af voor de slachtoffers.
De laatste presentatie werd gegeven door Gijs Rommelse. Rommelse liet aan de hand van een paar historische liederen zien hoe de beeldvorming rondom Holme’s Bonfire was. Volgens hem was er niet zozeer sprake van propaganda, maar paste die beeldvorming eerder bij een proces van identiteitsvorming. In dit geval werd het beeld van “de ander”, van de “wrede Engelsman” bevestigd en versterkt. De ramp van 1666 is uiteindelijk overschaduwd door de Tocht naar Chatham (1667) en het Rampjaar van 1672.
Al met al was het een geslaagd symposium waarbij zowel de bredere context als de interessante details omtrent de ramp van 1666 op boeiende wijze werden aangetoond.