Onlangs bezocht ik met mijn Maritieme Gouden Eeuw-werkgroepgenoten de tentoonstelling ‘De wereld van de VOC’ in het Nationaal Archief te Den Haag. Zoals de titel vermeldt, neemt de tentoonstelling je mee naar de plekken op de wereld waar de Verenigde Oost-Indische Compagnie handel dreef. Van Japan, China, India, Java, Ceylon en Atjeh, tot Jemen en Kaap de Goede Hoop. Bij elke plek wordt verteld hoe de handel van de VOC er verliep en welke producten werden uitgewisseld. Zo komt het Delfts blauw officieel van het Chinese porselein dat de VOC uit China naar de Nederlandse Republiek verscheepte, en koffie uit Mokka in Jemen. Door middel van kaarten, scheepsjournalen, brieven, tekeningen en officiële documenten krijg je een inzicht in hoe de VOC te werk ging. Zelfs het officiële document over de oprichting van de VOC op 20 maart 1602, waarmee de compagnie een monopolie over de Hollandse handel met het oosten verkreeg, kunt u bekijken. De tentoonstelling is interactief. Je kunt, nu het archief van de VOC gedigitaliseerd is, op een van de touchscreens je eigen achternaam intoetsen om te achterhalen of jouw familie met de VOC mee gevaren heeft. In mijn geval was dit wat minder makkelijk te achterhalen, aangezien mijn achternaam ‘van den Bosch’ niet erg uniek was en is. Mocht je benieuwd zijn of jouw familie behoorde tot de VOC-bemanning, hoef je niet per se naar de tentoonstelling te komen, maar kan je dit ook op de website van het Nationaal Archief achterhalen. Desondanks is het wel de moeite waard de tentoonstelling te bezoeken en de oude kaarten, navigatietechnieken en westerse en oosterse manuscripten in levenden lijve te bekijken.
Wat ik echter miste in de tentoonstelling was de invloed die de VOC op ons eigen werelddeel had. De wereld van de VOC begon en eindigde tenslotte in de Nederlandse Republiek. Wat gebeurde er precies met de specerijen eenmaal in de Republiek? Hoe ging het er aan wal aan toe? Hoe hadden de opbrengsten van de VOC invloed op het leven in de Republiek? Naar mijn mening mag er meer informatie over de zeevarende gemeenschappen in de toenmalige Nederlandse Republiek in de tentoonstelling getoond worden. Aangezien sommige gegevens over de echtgenotes van de zeelieden en hun schuld- en maandbrieven opgenomen zijn in de gedigitaliseerde soldijboeken, had in ieder geval de situatie van zeemansvrouwen uiteengezet kunnen worden om toe te lichten hoe de ‘gewone’ mensen in de wereld van de VOC leefden. Zeelieden konden namelijk ‘drie maanden jaarlijks’ hun loon door middel van een maandbrief en eenmalig een hoger bedrag met een schuldbrief, oftewel transportbrief, overmaken naar achterblijvers. Hiernaast konden zij met een akte van procuratie hun vrouw in staat stellen financiële zaken te regelen tijdens hun afwezigheid, waardoor de zeemansvrouw, naast het geringe loon dat zij ontving van haar man, meer mogelijkheden kreeg om een inkomen te verwerven. De werkzaamheden van zeemansvrouwen waren meestal havengerelateerd. Dat de dynamische economie bijdroeg aan een hogere vrouwelijke arbeidsparticipatie illustreert hoe de handelscompagnie het dagelijks leven in de Republiek beïnvloedde. Toch is deze tentoonstelling zeker een aanrader. Ondanks de onderbelichte activiteiten van de VOC in en haar invloed op de Nederlandse Republiek, kun je bij de tentoonstelling veel indrukwekkend archiefmateriaal bezichtigen over de activiteiten van de VOC elders op de wereld.
Sanne van den Bosch, student Geschiedenis aan de Universiteit Leiden
Verder lezen:
- Manon van der Heijden en Danielle van den Heuvel, ‘Sailors’ families and the urban institutional framework in early modern Holland‘, The History of the Family 12.4 (2007) 296-309.
- Danielle van den Heuvel, Bij uijtlandigheijt van haar man’. Echtgenotes van VOC-zeelieden, aangemonsterd voor de kamer Enkhuizen (1700-1750) (Amsterdam: Aksant 2005).
- Annette de Wit, Leven, werken en geloven in zeevarende gemeenschappen (Amsterdam: Aksant 2008).