In Harlingen wordt sinds 2010 gebouwd aan een reconstructie van het schip waarmee Willem Barentsz in 1596 op zoek ging naar de Noordoostelijke Doorvaart. Er wordt stevig doorgebouwd, en waarschijnlijk zal de tewaterlating binnen een jaar plaatsvinden. Een goed moment om eens een bezoekje te brengen aan de werf nu het nog mogelijk is om het onderwaterschip goed te bekijken. Op 25 juni 2017 toog ik naar de Friese havenstad om een rondleiding te krijgen van meester-scheepsbouwer Gerald de Weerdt.
De werf ligt aan de Nieuwe Willemskade. Het lijkt een beetje afgelegen maar bezoekers weten het over het algemeen prima te vinden. Liefhebbers van historische schepen komen van over de hele wereld, en ook in Rusland krijgt het project meer bekendheid. Daar ligt momenteel het enige echte stuk wrakhout van het oorspronkelijke schip van Barentsz. Een relatief klein stuk (vier bij één meter), maar wel een van groot belang voor de bouw van de reconstructie.
Ik loop eerst even naar het bezoekerscentrum waar ik aan een model kan zien hoe het vaartuig er straks uit komt te zien. Het wordt een schip van het type jacht van ongeveer 25 meter lang.
Vervolgens loop ik met De Weerdt mee naar de bouwkeet waar de technische aspecten van de bouw worden voorbereid. De bouwtekeningen liggen op tafel. De Weerdt vertelt over de historische achtergrond van het bouwproject. In de zestiende eeuw werden nog geen bouwtekeningen gemaakt en veel informatie over schepen uit die tijd moet dus worden afgeleid uit archeologische vondsten. Beschrijvingen zijn er ook nauwelijks. Belangrijk is een werk van Nicolaes Witsen uit 1671.
De Weerdt: “Witsen heeft eigenlijk als eerste een beschrijving van de bouw van zo’n schip gegeven. Maar dat is natuurlijk ook al bijna tachtig jaar na Barentsz. Daar zitten dus wel wat haken en ogen aan. Zijn beschrijving is ook moeilijk te ontcijferen. Hij was zelf geen scheepsbouwer en heeft het opgeschreven zoals hij het begreep.”
Maar Witsen beschreef wel wat hij zag. Hij zag dat schepen niet gebouwd werden door eerst alle spanten erin te zetten, maar door eerst een stuk van de scheepshuid op te bouwen. Bij eerdere scheepsreconstructies was dat niet zo gedaan.
De Weerdt vertelt over de Onrust, een ander historisch schip dat onder zijn leiding is gebouwd: “De Onrust was eigenlijk het eerste schip dat met die oude bouwmethode is gemaakt, maar dit is het eerste schip in Nederland dat zo gebouwd wordt. Die methode is in de vergetelheid geraakt. Het schip in Amerika [de Onrust] was eigenlijk een vingeroefening voor dit schip. De Onrust is ook een stukje kleiner. Die is in ongeveer drie jaar gebouwd, en aan het schip van Barentsz wordt nu al zes jaar gewerkt.”
Er is nog iets waarin het schip in Harlingen zich onderscheidt van veel andere gereconstrueerde schepen. Vaak worden die zeer netjes afgewerkt omdat scheepsbouwers niet van slordigheid houden en het publiek evenmin. Maar wrakken uit de zeventiende eeuw geven een ander beeld. Schepen werden vanuit praktisch oogpunt gemaakt, en als een balk goed zat werd er verder weinig aan afwerking gedaan. Zelfs in een koninklijk prestigevaartuig zoals het historische schip Vasa zitten allerlei onregelmatigheden in het hout. De Weerdt: “Het schip was duur dichtgetimmerd. Ze hebben daar toch maar eens wat losgetrokken om de spanten te onderzoeken. En ook in dit schip zaten overal latjes en vulstukjes tussen. De wereld was in de zestiende eeuw veel ruwer dan nu. Dat zien we ook in de huizenbouw van die tijd. Balken werden ruw bijgekapt. De takken worden er wel afgehaald, maar als het wat golfde en hobbelde was dat niet erg. Als het maar sterk en efficiënt was.”
Een voordeel van het bouwen met deze authentieke methoden is dat goede vergelijkingen gemaakt kunnen worden met de zestiende eeuw. Zo werd het duidelijk dat men inderdaad in slechts drie maanden tijd zo’n schip kon bouwen.
Na deze bouwkundige informatie komt De Weerdt nog met een kleine primeur: hij heeft een vermoeden welke naam het schip van Barentsz had. De ontdekking vergt nog wat verder onderzoek, maar mogelijk horen we bij de tewaterlating meer over deze spectaculaire vondst! We verlaten de bouwkeet en lopen naar het schip. In deze bouwfase wordt druk gewerkt aan het breeuwen. De naden worden dichtgemaakt en als het hout later weer vochtig wordt en uitzet komt er vrijwel geen water meer door. De bouw duurt langer dan in de zestiende eeuw, en daarom moet men soms creatief zijn. Zo wordt de huid nog niet overal vastgezet met houten pennen want dan zou het gaan scheuren als het hout weer uitzet. Door op sommige plekken tijdelijk metalen bouten te plaatsen met enige speling zit de plank vast zonder dat het schip beschadigt.
We stappen aan boord, en het valt mij op dat het dek overal mooi de zeeg volgt behalve achterin. De Weerdt: “Als zo’n schip achtervolgd werd dan werden de achterste kanonnen hier geplaatst. Maar als het dek de zeeg zou volgen zou het hier zo steil zijn dat de kanonnen bij een klein foutje al naar beneden zouden rollen, met alle gevolgen van dien.”
Ik vraag hoe de mensen sliepen aan boord. Hangmatten waren destijds nog niet bekend. De Weerdt: “In principe bepaalde de schipper waarop de bemanning sliep. Vaak lagen er strozakken op het dek, maar op lange reizen was dat een broedplaats voor ongedierte. Sommige schippers lieten de bemanning daarom in een soort houten bak slapen op hun eigen reservekleding.”
We lopen nog wat verder over het dek. Het ziet er zeer authentiek uit, en ook bij de afwerking zal daar goed op gelet worden. “In 1996 werd het Behouden Huys nagebouwd en is veel van het aardewerk nagemaakt, dat kunnen we op dit schip ook weer gebruiken.” Ik zie al voor mij hoe de mensen hier straks om de kombuis heen staan, wachtend op hun labskous of vijfschaft. Maar voor nu neem ik afscheid van De Weerdt en is het een kwestie van wachten tot de feestelijke tewaterlating.
Door Nykle Dijkstra
Voor meer info: www.debarentsz.nl