Als het om zeelieden gaat, dan wordt vaak meteen aan mannen gedacht. In Noord-Nederland, waar de kustvaart de belangrijkste tak van zeevaart was, gingen echter vaak ook de gezinsleden van de kapitein mee. Aan hun vrouwen heeft het Veenkoloniaal Museum in Veendam, in samenwerking met het museum Kapiteinshuis in Nieuwe Pekela, een speciale tentoonstelling gewijd: “Voortvarende vrouwen”. Tot 26 januari 2020 kunnen bezoekers zien waarom deze dames volgens Hendrik Hachmer, Merel Thomese en Bas Kelly – de makers van de tentoonstelling – deze aandacht verdienen.
Centraal staat de zeilvaart in de negentiende eeuw. Aan de hand van foto’s en brieven wordt duidelijk gemaakt dat de kapiteinsvrouwen uit de Groningse Veenkoloniën goed geletterd waren. Ze beheersten Engels, Frans en ook Russisch, niet om schrijvers als Tolstoj en Dostojevski in hun eigen taal te kunnen lezen, maar heel praktisch om zich in de havens bij het winkelen te kunnen redden zonder gebarentaal. Met een brieffragment wordt een kapiteinsvrouw hierover zelf aan het woord gelaten. En bij dat winkelen werden kledingwinkels niet overgeslagen. Dat blijkt uit bewaard gebleven foto’s van de kapiteins en hun echtgenotes, die zich vaak in havens – misschien voor de familie thuis – lieten fotograferen. Daarbij was er thuis in Veendam, Hoogezand of Pekela een wedijver tussen de deftige kleding van de streek (boerinnen) en van de kapiteinsvrouwen die zich internationaal oriënteerden.
Dat die laatsten het daarbij wonnen blijkt uit een ander brieffragment, waarin een boerin een kapiteinsvrouw vraagt om voor haar kleren in het buitenland te kopen naar de laatste mode. Grappig is dat de beide groepen samen toch duidelijk apart stonden van de “Stadjers”, de bewoners van de stad Groningen. Volgens een brieffragment van Nicole Munneke uit Veendam waren de kapiteins uit “Stad” niet geneigd om hun vrouwen zo nu en dan iets moois als gouden sieraden te schenken, terwijl Veenkoloniale schippers daar veel vlotter mee waren. En laten nu juist de gouden sieraden vroeger op het platteland de functie van “zichtbaar pensioengeld” hebben gehad, in een tijd waarin er nog geen pensioenen bestonden en men op zijn oude dag moest leven van het spaargeld. Boerinnen en kapiteinsvrouwen uit de Veenkoloniën dus toch in zekere zin verenigd?
Maar de tentoonstelling verwijdt de blik ook tot ver over de grenzen. Een thema als racisme komt aan bod via een brieffragment van Elisabeth (Elise) Gauthier uit Papenburg. Als zij op het Deense Caribische eiland Sint Thomas met twee vriendinnen gaat wandelen, ontmoeten ze twee gekleurde paardrijdende dames. Elise groet hen, maar de op het eiland geboren vriendinnen lopen met opgeheven hoofd verder. Als ze vraagt waarom zij niet hebben gegroet, “want deze dames waren toch net gekleed en net zo edelmoedig als wij”, antwoorden de blanke dames: “You don’t know that madam, het is ongelooflijk welke vrijheden de zwarten de laatste jaren meenden te moeten nemen.” Als Elise later arme halfnaakte mensen in armetierige hutjes ziet, merkt ze op dat die mensen net zo smakelijk eten “als wij met onze zilveren lepel”.
Dat maakt nieuwsgierig: was die houding van Elise uniek of werd het door meer mensen gedeeld? Uit mondelinge overlevering binnen mijn familie kan ik daar wel wat over zeggen en ook zijn er verscheidene fragmenten uit de memoires van oud-zeelieden die hierbij passen. In deze tentoonstelling blijft het bij dit ene brieffragment.
Wie graag wil weten hoe het met de zelfstandige Groningse zeemansvrouwen na de zeiltijd verder ging, wordt ook nog niet bediend. Het thema kapiteinsvrouw of zeemansvrouw verdient daarom eigenlijk nog een tentoonstelling, met bijvoorbeeld ook aandacht voor de situatie van deze dames in de rest van Nederland en binnen een grotere periode. Want het project Sailing Letters heeft duidelijk gemaakt dat zeemansvrouwen zich in de 17e en 18e eeuw ook inspanden om te kunnen lezen en schrijven. Veel van wat zeemansvrouwen in de 17e en 18e eeuw meemaakten was in de 19e en 20e eeuw niet anders.
Voor wie Veendam wat ver van huis lijkt, een reis naar Groningen kan gekoppeld worden aan een historische voet- of fietstocht langs plekken met een link naar het koloniale verleden van de provincie. Een handige reisgids daarvoor is Sporen van het slavernijverleden in Groningen, van Margriet Fokken en Barbara Henkes. En voor serieus onderzoek zijn er archiefstukken over de Groningse tak van de West-Indische Compagnie te vinden in de Groninger Archieven.