Zonder de ervaring en kennis die in de Middeleeuwen in Europa met scheepsbouw werd opgebouwd, hadden we daarna nooit zo relatief gemakkelijk ontdekkingsreizen naar andere werelddelen kunnen maken. Veel over hoe en door wie er in de Middeleeuwen ontdekkingen in de scheepsbouw werden gedaan, is echter onbekend. Archeologische vondsten van scheepswrakken en kennis van geschreven teksten als kronieken en oorkonden zijn de belangrijkste bronnen van kennis over dit onderwerp, aangevuld met afbeeldingen op oude stadszegels en met praktische kennis uit projecten om replica’s van deze schepen te bouwen en ermee te varen.
Twee scheepstypen hebben vaak model gestaan voor zulke projecten: het Vikingschip en de kogge. In 2016 maakten vrijwilligers van het Vikingbootmuseum in Roskilde een tocht langs de kust van West-Groenland met de Skjoldungen, een replica van een rond 1030 in Noorwegen gebouwd schip. Uit de ervaring die met dit soort projecten wordt opgedaan blijkt steeds opnieuw dat er met deze schepen betrouwbaar in kustwateren en in diepe zee kon worden gevaren. Er kan zowel mee geroeid als gezeild worden, al naar gelang de omstandigheden. Rond de Noord- en Oostzee is dat een uitstekende combinatie, maar bij de kogge wordt in vakliteratuur het zeilen sterk benadrukt. Toch is er een vrij bekende Middeleeuwse bron waarin duidelijk staat dat er wel degelijk met koggen geroeid werd: de Rijmkroniek van Holland.
In de strijd tussen Zeeuwen en Hollanders in 1304 werd voor het vervoer van troepen en proviand gebruik gemaakt van verschillende scheepstypen, waaronder galeien en koggen. In de ‘Rijmkroniek van Holland’ geschreven door een anonieme auteur en Melis Stoke, citeer ik een episode uit deze strijd:
“Die galeiden wordens gheware
Ende ghinghen doe roeyen nare,
Dat sise int Dijcwater dreven,
Daer si voer hem riden bleven.
Als tvloet een deel was ghegaen,
Hevet dat Zeeusche here bestaen
Doer ene creke te roeyen alle,
Ende hoepten zere te haren ghevalle
Alle die spise te hebben ghenomen,
Die si ghevaren saghen comen.
Die galeiders versaghen dat,
Ende setter jegens daer ter stat
Ende onder roeyden hem den ganc,
Ende dedense keren al ghemanc,
After rugghen. Der cogghen twee
Ontroeyden, ende waren ghevee
Ene cogghe onversien
Van Vrieslant, ende versloeghen dien.
Dander drie leiden ter vlucht
Ende ontroeyden dor die ducht,
Die si hadden dort grote here;
Want sine setten te geenre were.
Dese vier coggen, als ic versta,
Volchden der spisen na
Al van Maerlant, daer sise vonden…”
http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/rijmkroniek/#source=1&page=501&accessor=toc pg. 464
Wie meer over de kogge wil weten, moet beslist het boek Cogs, small cogs and boats van Karel Vlierman lezen. Vlierman heeft als maritiem archeoloog allerlei scheepswrakken onderzocht, zoals ook het recent bij Kampen uit de IJssel gehaalde wrak van een kogge. Dit fraai uitgegeven standaardwerk is de weerslag van al dat onderzoek en gaat over alle mogelijke koggetypen: bestemd voor zee- of binnenvaart, of voor militaire doeleinden. Het beladen, het manoeuvreren, alles komt aan de orde. Dit boek lezen is bijna net zo interessant als het zelf varen met zo´n schip.